Leven en werken met snijdende energie-uitdagingen: dat is samen bouwen aan mogelijkheden en ons niet blindstaren op limieten

De energietransitie is alomtegenwoordig. Ook de civiele bouw komt er niet omheen. Energiezuinige gebouwen creëren op een energiezuinige manier is wat vandaag de klok slaat. En hebben we daarvoor nood aan innovatieve en vooruitstrevende technieken? Niet alleen. Vroeger dienden licht, lucht, water en grond vooral esthetische doelen, maar ze blijken ook perfect de energietransitie te kunnen faciliteren. In de wereld van vandaag is een optimaal gebouw er één waarin energie minimaal wordt verbruikt, maximaal wordt gerecupereerd en waarvan het concept 100% aansluit op waar de eindgebruikers nood aan hebben. Logisch, toch?

Nutteloze ruimte is onverzoenbaar met de energieambities

Een podium waarvan de sprekers of acteurs niet elke hoek gebruiken, is te groot. Dat is net zo voor een gebouw. Een gang met een ongebruikte overmaat is nutteloos. Meer zelfs, het is zwaar verlieslatend. Hoe meer nutteloze ruimte, hoe groter het energieverbruik over de hele lijn: bij de productie van de materialen, bij de effectieve bouw, en – eens operationeel – bij het onderhoud en het regelen van de binnentemperatuur. Dat valt nu eenmaal niet te verzoenen met de energie-efficiënte wereldambities.

Als ontwerper heb je de plicht het bouwconcept volledig af te stemmen op waar het voor moet dienen. De gebruiks- en attituderituelen van de personen die uiteindelijk in het gebouw zullen werken of leven, moeten glashelder zijn. Een gebouw faciliteert een gebruiker en maakt het hem gemakkelijker, niet andersom. Pas als alle gebruiksdoelen duidelijk zijn, ga je over naar een totaalbouwconcept waar efficiënt energieverbruik de essentie is, niet langer een af te vinken punt op een checklijst.

Bij een integraal bouwconcept goed nadenken over wat nodig is en wat niet, wat gebruikt moet worden en wat niet, is de sleutel tot een geslaagde energietransitie in de bouw. Klinkt vanzelfsprekend, niet? Toch was het de voorbije decennia helemaal niet zo evident als het vandaag lijkt. Immense driedubbele glaspartijen, torenhoge plafonds en grote inkomhallen: het zijn strelingen voor het oog, maar zaken die, zolang ze geen andere functie hebben dan dat, steeds meer tot het verleden beginnen behoren.

Gezellige warmte: graag binnen in de winter en buiten in de zomer

De afgelopen jaren volgden innovatieve technieken elkaar in sneltreintempo op en duurzame bouwmaterialen werden steeds meer ingezet. Hoewel die zeker hun steentje bijdragen tot energiezuiniger bouwen, zijn ze lang niet de enige weg naar de totale energietransitie. Ook door essentiële stukken die al bestaan te herbekijken in de huidige context, boekt de bouw enorme vooruitgangen.

Het is ook nodig. Decennialang werd de bouwsector uitgedaagd om de koude buiten te houden en de warmte binnen. Die wintervisie is achterhaald. Niet alleen de winters, maar ook de zomers worden warmer en dus wordt de temperatuuruitdaging anders. Ook het buitenhouden van de warmte in de zomer is nu van belang. Een auto wisselt van zomer- naar winterbanden om in te zetten op optimaal seizoensgebruik, een gebouw kan dat niet. In een bouwconcept bepaal je door de keuze van je materialen of het gebouw het hele jaar door in optimale omstandigheden bruikbaar is.

Denk maar aan driedubbel glas dat lange tijd naar voren geschoven werd als de ideale isolator om onze gebouwen warm te houden tijdens koude winters. Nu we meer hete zomers dan barre winters meemaken, gaat die ballon niet meer op. De zomervisie dwingt ons meer en meer tot technieken die de warmte buitenhouden of naar buiten begeleiden. En ook die hoeven geen rocket science te zijn. Een boom plaatsen voor een dubbel glas kan in de zomer al wonderen doen en geeft bovendien mentale rust aan degene die ernaar kijkt.

Tot slot is bouwen geen geïsoleerd gegeven. Er is altijd een omgeving die mogelijkheden biedt of limieten stelt. En zelfs in dat laatste geval doen we er in een bouwconcept goed aan om de omgeving in al zijn facetten te omarmen. Zo is de grond in Aalst waarop Jan De Nul momenteel zijn nieuwe kantoorgebouw plaatst helemaal niet infiltreerbaar. In plaats van constructies te graven om het water op de grond op te vangen, zochten we een antwoord in elementen die al aanwezig waren. Zo zal het dak van het nieuwe kantoorgebouw een zogenaamd blauwgroen dak of retentiedak worden. Dat is een dak waarop het regenwater blijft staan en geleidelijk wordt afgevoerd. Naast een oplossing voor de niet-doorlatende bodem, is zo’n dak dus ook nog eens energievriendelijk. Het vermijdt graafwerken én het opgeslagen regenwater vormt een extra isolatielaag voor het gebouw.

De bladzijde van om (ongunstige) omgevingsfactoren heen bouwen, moet omslaan. De omgeving doordacht en efficiënt inzetten in een bouwproces kan enorme winsten opleveren, niet alleen op het vlak van energie en materiaalverbruik, maar ook budgettair. Een wit blad is dus lang niet altijd de beste start.

Eigenlijk is energiezuinig bouwen niet meer dan common sense en logisch redeneervermogen

Alle elementen in een bouwconcept moeten meerdere functies hebben en bijdragen tot het grotere geheel. Materialen inzetten enkel en alleen omdat ze mooi zijn, kan niet langer een geldige reden zijn. Een huis met zuidgerichte glaswanden en dus een overvloed aan licht overdag klinkt bijzonder aantrekkelijk. Eens zien of je er in hartje zomer nog steeds zo over denkt wanneer de temperaturen genadeloos omhoogklimmen.

Kortom, de sleutel tot energiezuinig bouwen is integraal bouwen. De verschillende bouwdisciplines moeten meer dan ooit de hoofden bij elkaar steken om globaal de meest energie-efficiënte oplossing te realiseren. Aan het totaalconcept in de civiele bouw valt dus niet te ontsnappen als we de energietransitie compleet willen maken. En heel eerlijk? We willen er ook helemaal niet aan ontsnappen.